Vergane Glorie: Stade Joseph Marien
Soms heb je van die voetbalstadions die je verrassen en een ontzettende indruk op je achterlaten. Dat gevoel had ik enkele jaren geleden, toen ik het Stade Joseph Mariën aan het Dudenpark in de Brusselse gemeente Vorst bezocht. In een oase van groen ligt een prachtig stadion, dat grotendeels op de heuvels van het Dudenpark is gebouwd. Nog prachtiger is de voorgevel van de hoofdtribune van het stadion. De tribune is een beschermd monument en is geheel in art-deco stijl, met zeven panelen over atletiek en voetbal. ‘Het Joseph Mariën’ is een voetbalbolwerk dat je terugvoert in de tijd en is Brussels grootste oude sportcomplex.
Oprichting van Union Saint-Gilloise
De bespeler van het Stade Joseph Mariën is de illustere club Union Saint-Gilloise, met stamnummer 10. De club werd opgericht op 1 november 1897 door leerlingen van het Saint Michel college, die aanvankelijk in een zwart-wit tenue haar wedstrijden speelde. De clubkleuren veranderde echter een jaar later naar blauw-geel, toen de club zich bij de Belgische voetbalbond aansloot. Een kleine twaalf jaar later drong Union Saint-Gilloise door tot de Belgische Eerste Afdeling, waar het de promotie naar de Ere Klasse afdwong door stadsgenoot Daring Club Brussel in de laatste wedstrijd met maar liefst 12-0 te verslaan. De wedstrijd was het begin van een heftige rivaliteit met Daring Club Brussel en luidde ook de succesperiode voor Union Saint-Gilloise in. De club werd een grootmacht in het Belgische voetbal en werd elf maal nationaal kampioen in België. Alleen Standard Luik, Club Brugge en Anderlecht deden het beter.
Sucessen en een nieuw stadion
Een van de grootste succesperiodes van Union Saint-Gilloise was tussen 1904 en 1915 (met verscheidene landstitels en het twee keer winnen van de beker) en in 1918 besloot de club een stuk grond in het uitgestrekte Dudenpark aan te kopen. Aangezien in 1920 de Olympische Spelen in Antwerpen gehouden zouden worden, pakte de club de bouw van het stadion groots aan. Er werden vier tribunes gebouwd en het stadion was een jaar later klaar. Op 14 september 1919 werd het stadion onder toeziend oog van de Belgische prins Leopold ingehuldigd. Enkele maanden nadien werden er voor de Olympische Spelen drie wedstrijden gespeeld. Het Joseph Mariën stadion was ook diverse malen decor voor wedstrijden van De Rode Duivels. Een van de terugkerende wedstrijden was die tegen de Nederlandse voetbalvereniging De Zwaluwen, die steevast een publiekstrekker was. In 1921 zag zelfs 23.500 toeschouwers de wedstrijd tussen beide elftallen.
1922: Dreigende sloop
In 1922 werd de gemeenschap van Vorst opgeschrikt door de plannen van de gemeente Vorst. De gemeente wilde Union Saint-Gilloise onteigenen van het Stade Joseph Mariën, om op die plaats een nieuw gemeentehuis te bouwen. Waarschijnlijk was het een typische staaltje van ambtelijke arrogantie, want wie verzint het nu om de meest succesvolle Brusselse club uit haar voetbalbolwerk te trappen en er een gemeentehuis op neer te zetten? De reacties waren niet van de lucht. De supporters en de gemeenschap verzette zich heftig tegen de plannen en toen de Belgische voetbalbond zich tegen de kwestie aan begon te bemoeien, dropen de ambtenaren met de staart tussen hun benen af. Het gemeentehuis werd verderop gebouwd en Union Saint-Gilloise besloot om het maar eens goed door te pakken. Er werden bouwplannen gemaakt om een nieuwe hoofdtribune te bouwen.
1926: Een nieuw en imposant stadion
Architect Albert Callewaert ontwierp het nieuwe stadion en in 1926 werd de prachtige hoofdtribune opgeleverd. Die hoofdtribune is met name prachtig vanwege haar voorgevel, die ruim 100 meter breed is. De voorgevel is versierd met zeven uitgebeitelde stukken steen, die stuk voor stuk de twee disciplines uitbeelden waarin Union Saint Gilloise uitblonk; Voetbal en atletiek. De ruimtes onder de tribune hebben diverse glas-in-lood ramen waarin prachtige afbeeldingen zijn verwerkt, zoals het logo van Union Saint Gilloise. Ook prijken hier twee monumenten ter nagedachtenis van de belangrijkste voorzitters van ‘de Union’: Joseph Mariën en Emile Mouvet. Na oplevering had het stadion een capaciteit van maar liefst 35.000 plaatsen.
Naast de prachtige hoofdtribune van het Stade Joseph Mariën, is er nog een ander opmerkelijk feitje. Het prachtige voor de spelers was dat de kleedkamers niet in het Stade Joseph Mariën lagen, maar op een van de heuvels in het Dudenpark. Als je door en langs het stadion heen loopt, zie je boven het stadion een witte villa liggen. De spelers konden zich daar omkleden en gingen via een trap op de tribunes naar beneden om het speelveld te betreden. Dat moet een kippenvelmoment zijn geweest: Dwars door de tribunes en langs de supporters afdalen naar het veld. De kleedkamers werden tijdens de bouw van de huidige hoofdtribune daar naar toe verplaatst. De villa bestaat echter nog steeds.
Stade Joseph Mariën: Een hommage aan Joseph Marien
Het Stade Joseph Mariën ontleent haar naam aan Joseph Mariën, een van de voorzitters die Union Saint-Gilloise groot maakte. In de ochtend op 19 februari 1933, nota bene op de dag dat De Union haar derby tegen Racing Club Brussels speelde, overleed de heer Mariën. Enkele maanden later besloot de club het stadion definitief naar de overleden voorzitter te noemen. Na de naamswijziging veranderde er weinig aan het Stade Joseph Mariën. Behalve een nieuw laagje verf en de aanpassing van de persvoorzieningen, heeft het stadion haar sfeer behouden. Helaas zijn de tribunes achter het doel vanwege verzakking gesloten en inmiddels overgroeid door struiken en bossen.
Het stadion was ook toneel voor de verhitte derby tegen Daring Club Brussel, waarbij de eretitel “Beste Club van Brussel” op het spel stond. De verliezer kreeg, vooral in de jaren ’50, condoleances, rouwberichten en zelfs een fictieve begrafenisceremonie cadeau van de Belgische club. De derby hield Brussel weken voorafgaand aan de wedstrijd bezig. De tegenstelling tussen beide clubs was zelfs dusdanig groot, dat er zelfs toneelstukken over gemaakt werden. In het Dudenpark werd ook de recordreeks van Union 60 neergezet, een reeks van zestig ongeslagen wedstrijden op rij die Union in eerste klasse behaalde. Tot nu toe een record in België. In diezelfde jaren ’50 speelde Union ook wedstrijden voor de Beker der Jaarbeurssteden (voorloper UEFA Cup) en behaalde daarin zelfs de halve finale.
De teloorgang van Union Saint-Gilloise
Vanaf de jaren ’60 ging het echter bergafwaarts met de traditievereniging. In 1973 degradeerde Royal Union Saint-Gilloise, om vervolgens nooit meer terug te keren in de Belgische Eerste Klasse. In dat jaar werd het speelveld (!) als monument betiteld. Inmiddels speelt RUSG haar wedstrijden in de Derde Klasse en kreeg het financieel zwaar te verduren.
Het was een opsteker voor de club dat het Stade Joseph Mariën in 2010 door de Belgische overheid als beschermd monument werd aangemerkt. Hiermee draagt de gemeente zorg voor het onderhoud van het stadion en haar infrastructuur. Eventuele herstelmaatregelen worden ook door de overheid betaald. Het zorgt ervoor dat de club zich volledig kan richten op het voetbal en dat het stadion er als een prachtige parel bijligt.
Een indrukwekkend en prachtig stadion
En dat het een pareltje is, mag gezegd worden. Als je aan komt rijden over Rue du Stade, dan rijd je letterlijk tegen de prachtige gevel op. De prachtige rode gevel, met haar blauw/gele deuren, is een pareltje. Als je vervolgens naar boven kijkt, dan benemen de eerder genoemde zeven uitgebeitelde stukken steen je de adem. Je moet doordeweeks even goed zoeken naar de ingang, maar als je eenmaal het stadion binnen bent (tip: Meld je wel even aan bij de administratie), dan proef je ook hier weer die typische voetbalsfeer. Aan de Brusselse Steenweg ligt de markante hoofdtribune en tegenover staat er een mooie staantribune. Achter de doelen staan bomen en struiken en op het eerste gezicht lijkt het erop dat er geen tribunes staan. Maar schijn bedriegt. Als je beter kijkt zie je de oude tribunes uit de jaren ’30 nog staan. Als je een goed inbeeldingsvermogen hebt en je haalt de bossen en struiken denkbeeldig weg, dan krijg je een prachtige staantribune. Plotseling besef je dat het stadion dus toch een capaciteit van 35.000 mensen heeft gehad. Achter een van de doelen (aan de kant van het Park van Vorst) woont trouwens ook een vossenfamilie. Blijkbaar komen ze heel af en toe onder de schutting, die een van de oude verzakte tribunes scheidt van de omloop achter het doel, door om ook een kijkje in het stadion te nemen. De staantribune aan de lange zijde is ook een waar pareltje en doet je herinneren aan de vervlogen tijden dat je lekker samengepakt op een staantribune kon staan.
Al met al is het Stade Joseph Mariën een van de mooiste stadions in Brussel en is het een waar pareltje. Ik kan met recht zeggen: “Shame on you” als je als voetballiefhebber dit stadion nooit bezocht hebt.
Foto’s en bronnen
- Gedeeltes van de tekst zijn afkomstig van een medewerker van Royal Union Saint-Gilloise.
Dezelfde foto’s tref je hieronder aan: