Via Cēsis naar Pärnu
Soms heb je van die onverwachte pareltjes, die je verrassen en een mooie indruk op je achter laten. Het Letse stadje Cēsis is daar een van. Met zijn statige burchtruïnes, haar mooie groene en levendige parken en een compact stadscentrum is dit een stad met potentie. En het voordeel: De stad ligt midden in een nationaal park. Na een mooie kastelen roadtrip, was Cēsis dus alweer een mooie verrassing.
Nadat we gisteren bij een camping in Cēsis aan kwamen, gingen we niet de stad in maar gelijk door naar onze cottage. Dat was een prachtig plaatje: Een houten huisje, dat aan een idyllisch meer lag, met op de achtergrond een mooi bos. Een plaatje, vooral ‘s nachts. Door de weinige luchtvervuiling krijg je een prachtige sterrenhemel te zien. In die hele setting overnachtten we dus. Een setting die we de volgende dag helaas al moesten verlaten, want toen stond een bezoek aan Cēsis op het programma.
Cēsis: Een turbulente geschiedenis
Net zoals Tallinn, behoorde Cēsis tot het Hanzeverbond en wonderbaarlijk is de Letse vlag ook in het stadje geboren… En als je dat weet, weet je dat er een boeiende geschiedenis achter dit stadje en het kasteel ligt. Het stadje werd in 1206 door de Orde van de Zwaardbroeders gesticht en onder het bewind werd Cēsis een welvardende stad. In de 14e eeuw trad de stad toe tot de Hanze en kreeg het in 1323 stadsrechten. In 1578 versloeg de koning van Polen (Stefanus Bathory) de Russen in de Slag bij Wenden, waarmee de stad onder Pools bestuur kwam. In 1621 veroverden de Zweden de stad, om die in 1703 aan de Russen af te staan.
Langdurig een Duitse stad
Ondanks de verschillende heersers, maakte de machtswisselingen geen einde aan de machtspositie van de Duitstalige elite in de stad. De grootgrondbezitters en kooplui bleven Duitsers, evenals de bestuurders, notarissen, rechters en advocaten. Pas nadat Estse en Letse onafhankelijkheidslegers in 1919 het Duitse leger versloegen, werd de Duitse invloed flink ingeperkt. Het Duitse leger wenste de Duitse invloedssfeer in de Baltische Staten te handhaven en de Baltische Staten te annexeren.
Invloed vanuit de Sovjet-Unie
Ondanks de verschillende heersers, maakte de machtswisselingen geen einde aan de machtspositie van de Duitstalige elite in de stad. De grootgrondbezitters en kooplui bleven Duitsers, evenals de bestuurders, notarissen, rechters en advocaten. Pas nadat Estse en Letse onafhankelijkheidslegers in 1919 het Duitse leger versloegen, werd de Duitse invloed flink ingeperkt. Het Duitse leger wenste de Duitse invloedssfeer in de Baltische Staten te handhaven en de Baltische Staten te annexeren. Daarin slaagde het niet.
Een mooie stad, met potentie
Als je door de stad wandelt, dan heb je gelijk het gevoel een verborgen parel voor je alleen te hebben. Het stadje is lekker klein, tijdens ons bezoek waren er weinig toeristen en daarmee hadden we het gevoel de stad voor ons alleen te hebben. Hoewel het stratenpatroon van de stad nog uit de middeleeuwen stamt, zijn er verder geen middeleeuwse gebouwen bewaard gebleven. Cēsis is in de loop van de geschiedenis namelijk drie maal vrijwel met de grond gelijk gemaakt, de laatste maal in 1703. De oudste gebouwen dateren dus uit de achttiende eeuw. Dat maakt voor de schoonheid van de stad niet uit. Je ziet aan alles dat men in Cēsis er werk van maakt om de stad op de kaart te zetten: Gebouwen worden gerenoveerd, de straten worden gemoderniseerd en de horeca is er erg goed te noemen.
Ondanks dat er zo’n 18.000 mensen in het stadje wonen, is er veel te zien. Het bekendste en het meest in het zicht springende gebouw van Cēsis is de burcht. De bouw begon in 1209, op de plaats waar eerder een houten burcht van de Wenden stond. Later werd het de residentie van de ordemeester van de Zwaardbroeders. Het werd in 1577 vernield, later herbouwd, maar in 1703 opnieuw grotendeels vernield. Een deel van de ruïnes moest op het eind van de achttiende eeuw wijken voor het landhuis van graaf Sievers, de toenmalige eigenaar van het terrein. De rest van de burcht is nog steeds ruïne.
Een ander oud gebouw is de Johanneskerk, gebouwd in de jaren 1281-1284. In 1577 degradeerde tsaar Ivan IV van Rusland, die Cēsis had veroverd, de kerk tot een paardenstal. Het volgende jaar werd Ivan verslagen door Stefanus Báthory, koning van Polen, die er weer een katholieke kerk van maakte. De kerk kreeg zelfs de status van kathedraal. De kerk is in de loop van zijn bestaan diverse malen door brand en oorlogshandelingen vernield. De laatste keer dat de kerk weer grotendeels opnieuw moest worden opgebouwd, was na de Tweede Wereldoorlog. Aan de buitenkant lijkt de kerk er saai uit te zien, maar van binnen is de kerk aardig. Je moet er wel 2 Euro voor betalen om er naar binnen te mogen.
Dat sloeg ik dus maar even over. Wat ik met het goede gezelschap niet oversloeg was een goede en stevige Letse maaltijd. Op het centrale marktplein zetten we ons aan een terrasje en deden we ons tegoed aan heerlijke drankjes en een heerlijke stevige lunch. Als die Letten een ding wel goed kunnen, is het goede maaltijden voor schotelen. Met een volle maag, togen we terug naar Estland. De volgende bestemming is Parnu, een Estse badplaats moet een boeiende geschiedenis. We checkten in het appartement in, gingen met ons reisgezelschap lekker uit eten in de beste pizzeria van Estland. Helaas moesten we van ons reisgezelschap afscheid nemen en de komende week gaan we lekker met zijn tweetjes op pad. Eerst maar eens lekker Parnu ontdekken: De badplaats en de wellness plaats van Estland!