Een dagje Lemmer en Leeuwarden
Een hoop geklangel, gestoom en gebonk maakt me op de vroege dinsdagochtend wakker. “Arrrggghhh” denk ik bij mezelf “wie zet er nu een machine zo vroeg aan?”. Ik stap mijn bed uit en loop naar het raam toe, door de dichte mist is het gissen waar het geluid vandaan komt. Als ik naar de douche loop, zie ik op het bureau een foldertje liggen van het Woudagemaal in Lemmer. Het grootste nog werkende gemaal ter wereld, dat ook nog eens op de UNESCO erfgoedlijst staat, ligt een paar honderd meter van het hotel af. Dat verklaart het lawaai dus!
Later die dag zou ik het gemaal bezoeken. Het is een interessant iets. Het gebouw is geheel in de bouwstijl van de Amsterdamse School , waarvan de Bijenkorf in Amsterdam wel het bekendste voorbeeld is, en staat er al geruim 90 jaar. Het gemaal wordt tegenwoordig alleen in noodsituaties gebruikt. Wanneer bij zeer grote regenval het gemaal in Stavoren overbelast raakt, treden de oude stoommachines van Lemmer in werking. En zoals je uit het begin van deze tekst hebt kunnen lezen, gaat dat met een hoop kabaal. Maar het gemaal is ondanks haar 90 jaar nog steeds een toppertje. Het Woudagemaal in Lemmer heeft een dusdanig grote capaciteit, dat het gemaal het Sneekermeer binnen 46 uur leeg kunnen pompen. Een hoeveelheid waar nieuwe gemalen toch flink wat moeite moeten doen. Het Woudagemaal is een leuk uitstapje voor een uurtje, maar eerst mocht ik Karin ophalen.
Karin en ik zouden vandaag naar Leeuwarden gaan, om even lekker door de stad te slenteren en, vrouwen kennende, te shoppen. Leeuwarden is een leuke en verrassende stad! Als je het zuidelijk gedeelte van het centrum inrijdt, dan zie je nieuwbouw vanaf de jaren ’60, maar het gedeelte ten noorden van de Nieuwe Stad / De Waag voert je een paar eeuwen terug in de tijd. Nauwe straatjes, prachtige gebouwen, onverwachte binnenhoven, begijnhofjes en diverse monumenten laten zien dat Leeuwarden meer is dan een normale stad.
Het Stadhouderlijk Hof is zo’n pareltje. Ooit gebouwd als een paleis voor de Oranje-Nassau’s, doet het nu dienst als een hotel. De wijken achter dit paleis zijn dus het bezoeken meer dan waard. Vooral de Jacobijnerkerk uit 1310 is de moeite waard te bezoeken, maar ook het begijnhof 100 meter daarvandaan is een aangename verrassing. Als je door de nauwe en Middeleeuwse straatjes dwaalt, kom je op een gegeven moment uit op een groot plein waar de Oldehove ligt.
De Oldehove is ook zo’n markant gebouw. Je kunt eigenlijk zeggen dat het een Leeuwarder variant op de Toren van Pisa is. Ergens eind 15e eeuw werd de Martinitoren in Groningen in gebruik genomen. De mensen uit Leeuwarden wilden ook zo’n toren, die zelfs hoger en imposanter was. Dus werd, na een succesvolle inzamelingsactie, begonnen aan de bouw van de toren. De meesterbouwer, die alleen gewend was om op harde grond te bouwen, verslikte zich een beetje in de zachte Friese ondergrond. Al kort na het begin van de bouw begon de toren te verzakken. En 4 jaar na het begin van de bouw werd de bouw van de toren definitief stilgelegd. Het gevolg is dat de Leeuwarders niet alleen met een scheve toren zitten, maar ook met een kromme toren. Om de verzakkingen te maskeren, werd besloten om de toren ook nog eens krom te bouwen. Het leidde in de afgelopen eeuwen tot talloze restauraties, waarvan de meest recente in 1998 afgerond is.
Maar naast alle historische zaken, is Leeuwarden ook een leuke stad om lekker te winkelen, te relaxen en een oude sfeer op te snuiven. Een ding kun je namelijk wel zeggen: Leeuwarden heeft een ziel en is leuk om een dag te bezoeken. Na een flinke wandeling door Leeuwarden, besloten Karin en ik terug naar Lemmer te gaan, waar ik later die avond lekker vroeg mijn bedje indook.